Net zoals in 2013 met de fiets, de trein en de bus naar Scheveningen. Daar aangekomen was er nog een uur over voor koffie, cake, banaan, oranje hesje + startnummer in ontvangst nemen en opspelden en mijn voeten in te smeren met vaseline. Er bleken slecht 5 deelnemers (4 heren en 1 dame) de intentie te hebben om de afstand tussen de start en de finish blootsvoets af te leggen.
5 minuten voor de start probeerde ik een beetje warm te lopen (nog met Fivefingers aan) om nog net op tijd de schoenen in mijn rugzakje op te bergen en mij voor de startlijn op te stellen. De zon scheen maar het was genadeloos koud. Nog even wat heen en weer springen tegen de kou. Het werd 11 uur. Maar in plaats van een startschot hoorde ik een door de tegenwind onverstaanbare openingstoespraak. Uiteindelijk toch dat startschot en we begonnen te lopen naar het zuiden, 3 km, wind mee. Ik was begonnen aan mijn eerste marathon op blote voeten.
Al heel snel had ik 2 blotevoetenlopers voor mij en 2 blotevoetenlopers achter mij. Eigenlijk had ik het wel leuk gevonden om samen met Ruth en Hans de hele afstand af te leggen, maar ik koos mijn eigen tempo te gaan lopen. Zonder klokje of hartslagmeter, want dat doe ik nooit. Op gevoel dus. Ik merk aan mijn ademhaling wel of ik te snel ga. Bij het keerpunt kreeg ik al meteen het vermoeden dat de stevige koude wind misschien wel parten zou gaan spelen.
De eerste verzorgingspost was na 6 km bij het voor de 2e keer passeren van de startlijn. Ik had inmiddels geleerd om bij elke post wat te eten en te drinken om de maag op gang te houden.
Al gauw bleek het niet dragen van schoenen een aardig voordeel. Waar de geschoeiden krampachtig een smalle en/of ondiepe oversteek van een stroompje probeerde te forceren, kon ik gewoon rechtdoor. Mijn natte voeten waren immers binnen 3 tellen weer droog.
De tweede verzorgingspost, bij Wassenaarse Slag, diende zich al snel aan. Eten, drinken en snel verder.
Met het naderen van Katwijk aan Zee werd het drukker en drukker op het strand. De zon scheen, geen wolkje aan de lucht. Weer om naar buiten gelokt te worden. Lekker met de hond naar het strand. Ergens zou daar een enorme inham moeten opdoemen, maar ik zag hem niet. Even later werd ik langs pylonen van het strand geleid en de inham kwam in beeld. Er liep een pad van een soort kassein langs de inham. Gelukkig kon je ook een stukje omlaag in het zand lopen.
Eenmaal weer op het strand was daar verzorgingspost drie. Eten, drinken en snel verder.
Het lopen ging nog steeds voorspoedig en ik besefte dat ik op de helft was. Dat klopt dus niet want de marathon begint volgens mij pas bij 30 km, dus ben je bij 36 km pas op de helft. Ik zag Noordwijk aan Zee vaag opdoemen en probeerde niet te veel in te verte te kijken. Dat deed ik de vorige keer en dan lijkt het eerder of je achteruit gaat dan vooruit. Om mezelf nog wat extra te belemmeren in het vooruit kijken had ik mijn bril niet op.
Ik probeerde een stukje hoger te lopen dan vlak langs de waterlijn. Meestal was hier het zand nog hard genoeg en ik kon hier een stuk rechter lopen. Behalve op de standen van de badplaatsen. Door het omgewoelde zand zocht ik hier de waterlijn op. In Noordwijk aan Zee was het nog drukker dan Katwijk aan Zee. Je moest je een weg banen tussen de mensen en de honden. En iedereen moest zo nodig langs de waterlijn lopen. Sommige honden renden spontaan een stukje mee en één (natte) hond keek niet uit waar hij liep en botste zijwaarts hard tegen mij op. Ach, soms is elke afleiding welkom als je zo lang moet rennen.
23,4 km, verzorgingspost vier. Eten, drinken en snel verder.
Ik keer per ongeluk in de verte en zag daar een antenne, waarvan ik het idee had dat dit Langevelderslag moest zijn. Die antenne kwam gek genoeg niet dichterbij. Bovendien was dit een vrijwel leeg stuk strand. Saai, eindeloos…
Opeens zag ik vanuit mijn ooghoek iemand in tegengestelde richting rennen. Ik keek even goed en zag dat het Ruud was. Hij was van plan mij tegemoet te lopen en kwam precies op het goede moment. Hij had met de wind mee gelopen maar moest nu ook de feiten aan den lijve ondervinden. Het ene na het andere kledingstuk kwam tevoorschijn uit de rugzak en ging aan. Het was heel aardig van hem om mij uit de wind te houden.
Daar was verzorgingspost vijf, Langevelderslag. 30,1 km. Eten, drinken en echte werk kon beginnen.
Dit was een lastig stuk. Weer een leeg, saai en eindeloos stuk strand met in de verste verte Zandvoort. Alleen aan de oranje en gele stipjes ver voor en ver achter ons was nog op te maken dat ik deelnam aan loopwedstrijd.
Het duurde en het duurde, maar uiteindelijk was daar Zandvoort en verzorgingspost zes. Deze was een stukje het strand op. Terwijl ik wat at en dronk zag ik ver weg aan de waterlijn een paar andere deelnemers deze post voorbij lopen. Ik vertrok voor het laatste stuk.
Het Zandvoortse strand was levendig, maar lang niet zo druk als Noord- en Katwijk. Waarschijnlijk waren de meesten verstandig genoeg om achter het glas in de zon plaats te nemen. Ruud hield mij nog steeds uit de wind en was tevens mijn pacer, uiteraard ook blootsvoets. Het beste was er nu wel uit, maar mijn voeten, die klaagden niet. Het was dat het de bedoeling was dat ik naar de finish moest lopen, anders zou ik het nu wel mooi geweest gevonden hebben. Door de flinke tegenwind kon je de speaker van de finish al ruim een kilometer van tevoren horen. De finish was bovenaan het strand. Ik nam de kortste weg, een rechte lijn. Dat betekende: steeds muller zand. Dat kon er ook nog wel bij. Nog 200 meter. Ik dreigde de verkeerde kant op te lopen en werd door de speaker de juiste richting op gepraat. Hij merkte wel op dat ik op blote voeten was, maar geen woord over dat ik tweede was geworden in deze categorie. Als er een podium voor het barefootklassement zou zijn zouden er meer mensen op het podium gestaan hebben dan ernaast.
Na afloop dronk ik een biertje met mijn broer en ging vervolgens op zoek naar de pendelbus. De onderkant van mijn voeten was behoorlijk gevoelig. Er stonden al wel een paar lopers op de bus te wachten. Die hadden geen idee hoe laat die bus zou komen. Een OV-bus bleek over 13 minuten richting Haarlem te gaan. Toen zag ik ineens Ruth en Hans. Ik kon een lift krijgen naar het station, waar mijn fiets stond.
Ik was amper op tijd thuis om weer te vertrekken. We gingen met het gezin en mijn ouders pannenkoeken eten op het Kopje van Bloemendaal. Toen ik daar aan tafel zat begonnen mijn tenen vreselijk pijn te doen. Het teken dat er weer bloed doorheen ging stromen. Ik moet dus onderweg koude voeten gehad hebben. Later op de avond ontdekte ik 7 blaren. Een paar ter grootte van een speldenknop en paar iets grotere. Ze waren niet heel goed te zien onder die dikke huid, maar wel goed te voelen. Ik besloot ze niet door te prikken.
In mijn uitslag geen spoor van een categorie ‘blote voeten’.
Het is nu 2 dagen later dat ik dit verslag afrond en ik voel me weer als nieuw. Wat zal ik nu weer eens lopen?
Geef een reactie