Ergens zag ik een oproep voor het werven van stembureauleden en stemmentellers voor de Tweede Kamerverkiezingen. Ik meldde mij aan als stemmenteller.
Ik werd ingedeeld op de Willem van Oranjeschool. Vooraf kreeg ik nog een online training.
Op de 3e verkiezingsdag meldde ik mij om 20:45 bij de voorzitter op het stembureau. Het laatste kwartier dat het bureau open was kwam er nog één persoon stemmen en dat bleek ook een teller te zijn. Ik had al eerder die dag gestemd in het Patronaat, alwaar mijn oudste dochter stembureaulid was.
Om 21 uur volgden we het protocol voor het tellen. Alle tellers (drie) waren nieuw, maar wisten dankzij de training in grote lijnen wat de bedoeling was. Naast het telprotocol kwam er ook nog een coronaprotocol bij. Dat betekende mondkapjes (en eventueel handschoenen, mij niet gezien), 1,5m afstand, éénrichtingsverkeer. Uiteindelijk bleek de enige gehanteerde maatregel het mondkapje te zijn. Mondkapje in de zin van: niet over de neus, bij sommige mensen.
De stembureauleden telden de stempassen en de tellers vouwden alle stembiljetten open. Dat alleen al was een immense klus. Vervolgens kwam alles in twee grote stapels op twee tafels. De voorzitter en een stembureaulid (beiden rond de 80 jaar) lazen de lijstnummers op en de tellers legden de biljetten op de juiste stapels. Daarna kon het per lijst worden geteld en als voorlopige uitslag worden doorgegeven. Daarna duurde het nog heel lang voordat alles per kandidaat was geteld. Uiteindelijk moest alles nog worden verzegeld en ingepakt.
Om 1:00 uur was ik thuis. En dat voor ‘slechts’ 480 stemmen.
Geef een reactie