Wat later op de avond stalde ik mijn fiets in de duinen. Ik had mijn bril niet op en begon te lopen. Ik zag iets vreemds naast het pad liggen maar besteedde er geen aandacht aan. Ik zwom in het meertje zonder naam. Een ree die blijkbaar wat wilde komen drinken zag mij en liep ongelaafd weer weg. Daarna trok ik geen schoenen aan. Ik moest opschieten, want de zon dreigde onder te gaan. Ik ging sneller lopen. Toen ik een fietspad passeerde reed er een boswachtersauto voor mij langs. Deze stopte niet, hoewel de zon volgens mij zojuist onder was gegaan. Ik voerde mijn snelheid flink op. Het vreemde iets naast het pad lag er nog en bleek een dode kip te zijn. Heel eigenaardig. Even later stapte ik op mijn fiets en haastte mij de duinen uit. Vlakbij de uitgang reed de boswachtersauto mij tegemoet en stopte weer niet. Blijkbaar is er een tijdsmarge na zonsondergang waarbinnen mensen die zich richting de uitgang bewegen niet worden aangesproken en/of bekeurd.