Op een warme dag als deze wilden we nog even de zonsondergang bij Parnassia zien. De anderen zouden de auto pakken en ik liep door de duinen. Ik waadde ook (blootsvoets) over het Laarzenpad.
We liepen bij strandtent Parnassia naar beneden. De zon was bijna onder. We waren bijna te laat. Op wat wolkjes aan de horizon was de lucht wolkeloos. De zon verdween grotendeels in deze wolkjes. De zon bevond zich niet recht voor ons maar een stukje meer naar rechts. Ik liep er schuin heen en bedacht dat dit geen enkele zin had. Misschien sta je een verwaarloosbare miljoenste millimeter dichterbij. In plaats van schuin naar de branding te lopen liep ik er recht op af. Alle mensen die er niet over hadden nagedacht stonden dus een stukje rechts naar de zonsondergang te kijken. Ook José. Ondertussen waren Elisa en ik het water ingegaan. Het water was een heel stuk kouder dan het water van de Oosterplas. Onaangenaam koud. Toen we ook nog heel veel kwalletjes zagen besloten we om snel twee zwemslagen te maken en weer strandwaarts te keren. Daar begon Bailey een kuil te graven en hielp ik hem. Toen de kuil zo diep was dat er water in kwam vond hij het eng en wilde niet meer verder graven. Dat kwam goed uit, want we moesten weer naar huis want het begon al laat te worden.
Dat krijg je van zo’n late zonsondergang, een paar dagen voor midzomernacht.
Geef een reactie