Tijdens onze roadtrip door Frankrijk en Spanje verbleven we een aantal dagen in Almería. Vanuit hier wilde ik in ieder geval twee dingen doen: De hoogste berg van Spanje beklimmen en Tabernas, het decor van de spaghetti westerns uit de jaren 70, bezoeken. Op een dag, vroeg in de ochtend, vertrok ik naar Trevélez, het stadje in de Sierra Navada waar het startpunt was van mijn wandeling naar de top van de Mulhacén. Ik was hier al op 1500 meter hoogte, dus hoefde vanaf hier nog maar 2 kilometer te klimmen.
Eerst het stadje uit, daarna een flink stuk langs boerderijen op de flanken van de berg. Ik had de route gedownload van WikiLoc, maar blijkbaar was ik route in tegengestelde richting aan het lopen. Dat bleek ook wel toen ik gedurende de dag alleen maar bergwandelaars tegemoet kwam en geen enkele keer werd ingehaald of inhaalde.
Ik liet de laatste boom achter en het landschap werd erg interessant. Bergmeertjes, riviertjes, mooie uitzichten. Ergens liep ik verkeerd. Ik liep aan de verkeerde kant van een riviertje. Dat zag ik omdat een wandelaar in tegengestelde richting aan de andere kant van het riviertje liep. Hij wenkte me. We passeerden elkaar bij de oversteekplaats in de rivier, via een ruïne van een oud bouwsel. De route was niet helemaal duidelijk, maar telkens als ik een stukje van de route afweek maakte de WikiLoc-app een apart geluidje. Als je dan weer op het goede pad was kreeg je een goedkeurend geluidje. Handig, want dan hoef je niet steeds op je telefoon te kijken. Zolang je niets hoort gaat het goed.
Ik wandelde hoger en hoger. En af en toe was daar dan ineens weer een kudde koeien, die je eerder hoorde door de koebellen dan zag. Op een bepaald stuk had je echt je handen en voeten nodig om boven te komen. Daarna waren het weer gewoon steile en minder steile wandelpaden. De ijlere lucht speelt parten boven de 2500 meter. Kleine regelmatige stapjes en af en toe even op adem komen. Water had ik op rantsoen gezet. Af en toe een paar kleine slokjes om voldoende over te houden voor de rest van de dag. Na zo’n acht uur klimmen bereikte ik de top. Ik was nu hoger dan ik ooit geweest was. Ik was hier niet de enige, maar druk was het hier zeker niet. Er waren ook berggeiten op de top. Omdat het beste frisjes was, ik was nog steeds in korte broek en t-shirt, besloot ik snel aan de afdaling te beginnen. Ik had verwacht dat dit wat sneller zou gaan, maar het duurde toch nog 4 uur om beneden te komen. Veel paadjes met kleine steentjes, steile stukjes, waardoor je niet snel kunt afdalen. Ik probeerde me wel enigszins te haasten want er verscheen een donkere wolk die over de berg probeerde te komen. Gelukkig bleef het droog.
Toen ik terug bij de auto was zat deze onder het hooi. Op de parkeerplek was die dag markt geweest. Ik mocht die ochtend de auto er wel neerzetten, maar dit was dus blijkbaar mijn straf. Na weer een lange rit kwam ik net voor het donker weer terug in Almería.
Deze tocht was erg uitdagend, niet vanwege de moeilijkheid, die viel heel erg mee, maar vooral omdat je zo lang onderweg bent.